Emizon TCD

IP/GPRS GPRS/PSTN & IP/PSTN – Voor alarmpanelen met maximaal 16 pinnen, RS232, RS485 en Dial Capture.

Voldoet aan EN alarmtransmissie graad 2, 3, 4, BS 8418 voor CCTV-bewaking.
Emizon TCD is het Always-On, Dual-path, alarm- en CCTV-communicatiebewakingsapparaat voor breedband-, GPRS- en PSTN-netwerken.

Deze handleiding bevat een stapsgewijze handleiding voor de installatie en inbedrijfstelling van de TCD, de gateway naar de Emizon IP-service.

COMPATIBEL MET HET VOLGENDE

Online toegang voor diagnostiek op locatie. Vraag Emizon OLM Software aan via het portaal voor bestandstoegang.

HET APPARAAT UITSCHAKELEN

Net als bij de installatie van elk type alarmcommunicatie (Digi/STU) dient het paneel getest te worden en spanningsloos te zijn.

Noteer het serienummer van de TCD (te vinden op het witte deksel).
U dient dit nummer tijdens het inbedrijfstellingsproces aan uw PAC door te geven, zodat het kan worden gekoppeld aan de klantgegevens.

BESCHERMING TEGEN STATISCHE ELEKTRICITEIT

Om de elektrische onderdelen van de TCD te beschermen tegen statische elektriciteit raden wij u aan om de apparatuur te aarden met behulp van een polsband en een weerstand van 1M.

HET IT ENQUÊTEFORMULIER VOOR KLANTEN INVULLEN

Emizon IT-enquêteformulier voor klanten beschikbaar op de pagina Emizon Installer Zone De TCD wordt geleverd met DHCP ingeschakeld en vraagt automatisch een IP-adres aan. Een statisch IP-adres kan worden toegewezen via Emizon Online Onderhoud. Een statisch IP-adres kan ook worden toegewezen door de technische ondersteuning van CSL te bellen als het GPRS-pad up is. LED 202 geeft aan dat het GPRS-pad up is. We hebben IP-, subnetmasker- en gatewaygegevens nodig.

CONTROLEER DE ROUTER / POORTVERBINDING

De TCD gebruikt 50 TCP uitgaande poorten 18000 tot en met 18049. De Ethernet-poort op de TCD wordt aangesloten op een Ethernet-aansluiting bij de klant via een standaard niet-afgeschermde Cat5 Ethernet-kabel. Indien nodig kunnen extra poorten op een router beschikbaar worden gemaakt door gebruik te maken van een Ethernet-hub, verkrijgbaar bij IT-leveranciers, die ook Ethernet-kabellengtes leveren. Instructies voor het maken van een Cat5 patchkabel vindt u in de sectie nuttige links & downloads van de Emizon Installer Zone Page

VOOR PSTN

Als er verbinding wordt gemaakt via PSTN, controleer dan of de lijn een kiesvoorvoegsel gebruikt. Zo ja, dan kan dit worden toegewezen via de Emizon Online Onderhoudssoftware.Als het GPRS-pad beschikbaar is.Een kiesprefix van 0 of 9 kan worden toegewezen via de Phone App / Emizon Online Maintenance of door te bellen met de CSL Technical Support.Let op, een primair IP- of GPRS-pad is een voorwaarde voor het in contact komen met het secundaire PSTN-pad.

DE SIGNAALSTERKTE VAN GPRS CONTROLEREN

De GPRS-module is ingeschakeld, maar heeft voldoende signaalsterkte nodig om te kunnen werken. Om de signaalsterkte van GPRS te controleren tik je eenmaal op SW402 en kijk je naar de waarden voor GS, GA en GR op het display. Een waarde van GS 12 is het minimum. Wees geduldig, het kan een paar minuten duren voordat het GPRS-pad geactiveerd is. LED 202 dient continu te branden om aan te geven dat er een GPRS-pad is. Plaats voor een snelle indicatie een mobiele telefoon naast het paneel, 2 streepjes of meer is meestal voldoende. Antennes met hoge versterking kunnen worden gemonteerd om de GPRS te versterken.

DUAL-PATH TRANSMISSIE

Emizon is een dual-path service – De TCD dient in bedrijf te worden gesteld met beide paden volledig geactiveerd & transmissie paden naar uw PAC voordat u de locatie verlaat.

BELANGRIJKE OPMERKINGEN:

Bij elk bezoek aan de site of bij elk onderhoudsbezoek dient een firmware-update te worden uitgevoerd. Een firmware-update wordt toegepast door beide knoppen 10 seconden ingedrukt te houden of totdat U F wordt weergegeven. U A geeft Update beschikbaar aan U F geeft Firmware-update aan

Het activeren van een fysieke firmware-update via de TCD-knoppen is standaard ingeschakeld. Om het lokaal indrukken van de firmware-update knop op de TCD uit te schakelen via Emizon Online Onderhoud, gaat u naar Configuratie ⇒ Inschakelen / Uitschakelen van lokale firmware-updates. Dit voorkomt dat een technicus met lokale fysieke toegang tot het paneel een firmware-update kan initiëren. Dit betekent dat een firmware-update alleen kan worden gestart door een geautoriseerde gebruiker met logische toegang van niveau 4, zoals gedefinieerd in EN50136-2:2013, via Emizon Online Onderhoud. Als de installateur beide knoppen 10 seconden lang indrukt terwijl het indrukken van de knop is uitgeschakeld, geeft de TCD U d – (Update uitgeschakeld) weer. De TCD zal nog steeds contact opnemen met het Emizon-platform om de SIM-gegevens bij te werken.

Elke TCD heeft een uniek serienummer op het witte deksel – u dient dit nummer in te voeren tijdens de inbedrijfstelling van de PAC. Het serienummer of het E M-nummer hebt u ook nodig wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning van CSL.

Plaats de TCD in het alarmpaneel. De TCD kan worden aangesloten met pin ingangen, RS 232/485 of Dial Capture.

PIN INGANGEN GEBRUIKEN

Let zorgvuldig op de juiste polariteit en sluit de ingangen van de TCD pinnen aan op het paneel. De standaardinstelling is +Ve verwijderd Sluit de voeding aan op de TCD V+ en 0V voedingsingangen.

MET RS232/485

• Voor RS232 sluit je TX, RX & GN aan
• Voor RS485 sluit je A, B & GN aan.

DIAL CAPTURE GEBRUIKEN

• Schroef het deksel van de Dial Capture los en verwijder het.
• Verbind T en T1 op de TCD met A op het paneel.
• Verbind R en R1 op de TCD met B op het paneel.
• Schroef het Dial Capture deksel er weer op.
• Voor Dial Capture wordt de TCD gebruikt als ingang.

UDL GEBRUIKEN MET PSTN

Bedrading voor TCD Aansluiting op de PSTN-lijn voor alarmen en up- en downloaden van het paneel via GPRS. Let op: Dial capture van alarmen is niet mogelijk met een PSTN-verbinding. Schroef het inbeldeksel los en verwijder het.

• Verbind T1 op TCD met A op het paneel.
• Verbind T1 op TCD met A op het PSTN.
• Verbind R1 op TCD met B op het paneel.
• Verbind R1 op TCD met B op het PSTN
• Schroef het deksel van de Dial Capture weer vast

Voor IP (Breedband) Voor IP/GPRS-verbindingen sluit je de Ethernetpoort aan op de netwerkaansluiting Router bij de klant met Cat5 of hoger “onafgeschermde kabel”. Sluit de GPRS antenne aan.

Voor GPRS/PSTN Sluit de GPRS-antenne of de High Gain Antenne aan. Voor een PSTN-verbinding verwijder je het deksel van de Dial Capture en sluit je de PSTN-lijn aan op terminals T1 en R1. GEEN ENKELE ANDERE COMBINATIE ZAL WERKEN! Controleer de spanning over T1 en R1 (dient ongeveer 50V te zijn).

De drie wisselrelais hebben een nominale spanning van 30 V DC @ 1A. Alle 3 relais zijn niet-vergrendelend. Het lijnfoutrelais staat in de N/O-stand wanneer er geen lijnfout is en valt terug in de N/C-stand wanneer er een lijnfout of een andere fout is waardoor de TCD niet normaal kan werken. Het lijnfoutrelais kan daarom worden gebruikt als een storingsuitgang die een N/C transmissie geeft om een foutconditie aan te geven. Opmerking: De relais kunnen worden geconfigureerd in een aantal combinaties via de Online Onderhoud Software.

Stuuruitgang – bestuurd door de PAC en gebruikt voor verschillende doeleinden, zoals het opnieuw instellen van het alarmpaneel na een gebeurtenis.

Lijnfout – N/C wanneer de TCD in lijnfout is. Dit relais werkt standaard in BSIA Form 175 modus om een padstoring op een van beide paden te melden. Dit relais kan ook worden gebruikt om een storingstoestand voor de TCD aan te geven.

Retourpad transmissie (RPS) – wordt geactiveerd wanneer een alarm is verzonden en bevestigd door de PAC.

Klaar voor de toekomst: Speciaal ontworpen voor IP-netwerken. Toepasbaar op glasvezel en Next Generation-netwerken EN Signalling Grade 2, 3, 4

PIN CONFIGURATIE

De standaard pinconfiguratie is als volgt ingesteld:

• Pin 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13: Positief verwijderd
• Pin 4: Ingesteld / Uitgeschakeld Positief toegepast
• Pin 14 & 15: Uitgeschakeld, gereserveerd voor primaire en secundaire padtest
• Pin 16: Ingesteld voor BSIA Form 175 (Positief verwijderd)

Pinnen 1 t/m 16 kunnen op de volgende opties worden ingesteld via de online onderhoudssoftware, de Emizon TCD Phone App of door te bellen met de technische ondersteuning van CSL:

• Positief toegepast
• Positief verwijderd
• Ingesteld / Uitgeschakeld (positief toegepast)
• In-/uitgeschakeld (positief verwijderd)
• Uitgeschakeld

STATISCH IP-ADRES TOEWIJZEN

Dit is voor als er geen ander pad beschikbaar is.

Om een statisch IP-adres toe te wijzen, is een laptop vereist. Een netwerkverbinding is niet nodig De firmware dient minimaal 1.5.4 te zijn.

De TCD is standaard ingesteld op DHCP. Als een statisch IP nodig is, sluit dan een laptop via een ethernetkabel rechtstreeks aan op de ethernetpoort van de TCD en volg de onderstaande stappen

1 – Open browser & ga naar 165.254.37.9

2– Bij Pagina’s beschikbaar: selecteer IP Address Configuratio

3 – Selecteer Fixed IP Address (Vast IP-adres), voer de statische gegevens in (IP, Netmask en Gateway) en druk op Submi

Schakel de voeding naar het paneel in en wacht ongeveer 30 seconden.

– De groene LED 101 voor de voedingsstatus gaat branden.

– Bij het opstarten wordt de volgende volgorde weergegeven.

b u = Opstarten

b c = Opstarten voltooid

t 1 = TCD begintoestand

– Controleer of LED 301 voor ethernetactiviteit brandt en knippert als er gegevens aanwezig zijn.

– Als dit de eerste keer is dat deze TCD wordt geïnstalleerd, wacht dan tot t L op het display verschijnt en houd vervolgens de knoppen Set en Mode samen gedurende 10 seconden ingedrukt of totdat op het display U F verschijnt. De TCD zal contact maken met het Emizon Service Platform en de nieuwste firmware downloaden.

Rr geeft aan dat de update heeft plaatsgevonden, U c geeft aan dat de TCD al de nieuwste software heeft.

– Na 20 seconden start de TCD automatisch opnieuw op.

– Laat de TCD opstarten (30 seconden) en ga naar de status t L

• • Bel de PAC met het serienummer van de TCD. De PAC zal dan de TCD ‘associëren’ of koppelen aan de klantgegevens in hun systeem en de TCD ‘activeren’.
  • Druk gedurende 5 seconden op de ‘Set’ (R H)-toets.
  • Het display zal dan afwisselend t L 0 1 en dan CA (Volledig geactiveerd) weergeven om een succesvolle activering aan te geven.
  • De IP-LED 2 0 1 en GPRS-LED 2 0 2 worden groen om aan te geven dat beide paden communiceren met het Emizon Service Platform.
  • Voor extra veiligheid is er een time-outperiode, meestal 20 minuten, om op de instelknop te drukken na PAC – activering.
  • De volgende codes worden weergegeven op het display:

  t L 0 1 (Beginstatus TCD) ⇒ C A (Volledig geactiveerd)

  Als de TCD op enig moment opnieuw wordt gevoed, dient u de PAC inbedrijfstelling te herhalen.

Test na succesvolle activering alle alarmen op beide transmissie paden. (Verstuur eerst een reeks alarmen, koppel dan de Ethernetkabel los en forceer alarmen via het GPRS-pad. NB: De Ethernet-LED begint te knipperen om de storingsmodus aan te geven). Vergeet niet om de ethernetverbinding weer aan te sluiten als het testen klaar is. Bevestig na het testen de antenne op zijn plaats bovenop het paneel. Raadpleeg de sectie Emizon van de Installzer Zone voor de rapporteringstijden.

U kunt de signaalsterkte verbeteren door een CSL HGA (High Gain Antenna) aan te schaffen met een kabel van 5 m en een connector.

POSITEREN HGA

De HGA dient niet direct naast het alarmpaneel gemonteerd te worden, ook de 5M kabel dient niet opgerold en in het paneel geplaatst te worden omdat dit de signaalsterkte niet verbetert. Maak in plaats daarvan gebruik van de 5M kabel door de HGA hoger te plaatsen dan het alarmpaneel (zolderruimte) om de kans op een betere signaalsterkte te maximaliseren. Het wordt ook aangeraden om de HGA uit de buurt van leidingen, elektrische kabels enz. te plaatsen. Als u de HGA in een dakruimte monteert, moet u er rekening mee houden dat in moderne gebouwen de isolatieplaten voorzien kunnen zijn van folie. Als de locatie een metalen dak heeft, is het aan te raden om de HGA aan de buitenkant en zo hoog mogelijk te plaatsen, uit de buurt van het paneel en in de vrije ruimte. Als u de HGA aan een muur bevestigt, gebruik dan de meegeleverde beugel. Dit zorgt ervoor dat de HGA zich op de vereiste afstand van de muur bevindt.

HGA VERBINDEN

Alvorens de HGA op de TCD aan te sluiten, dient de stroom van de TCD verwijderd te worden. Sluit de mannelijke MMCX-connector aan op de TCD en schakel de TCD in. Wacht bij het inschakelen tot T1 01 op het display verschijnt. LED 101 op de kleine GPRS print dient om de 2 seconden te knipperen.

EEN SIGNAALSTERKTE NEMEN

Controleer de signaalsterkte met een signaaltik op de linkerknop SW402 en lees vervolgens de GS-, GA- en GR-waarden af op het display. De waarden worden 1 minuut lang weergegeven. De minimale signaalsterkte is GS 12 en de maximale signaalsterkte is GS 31. Druk de linker knop SW402 niet herhaaldelijk in. Een voorbeeld van een goede signaalsterkte is GS 24 – GA , 05 GR – 05.

• LED 202 geeft een geldig GPRS pad aan als er een IP/GPRS Grade is.
• LED 201 geeft een geldig GPRS pad aan als het een GPRS/PSTN Grade betreft.

Om een signaalsterkte op te nemen, tik je eenmaal op de knop Modus (SW402). Op het display verschijnt een code voor de parameter op het display, bijvoorbeeld GS staat voor signaalsterkte, samen met de bijbehorende waarde. Het display blijft 1 minuut in de diagnosemodus.

GPRS SIGNAALSTERKTE (GS)

De waarde van de signaalsterkte loopt van 0 (nul sterkte) tot 31 (maximale sterkte). Een waarde van 12 of meer is normaal aanvaardbaar. GS99 geeft aan dat de GPRS modem de signaalsterkte niet goed kan detecteren. Wees geduldig, het kan enkele minuten duren voordat het GPRS pad (LED 202) een goede signaalsterkte heeft gevonden.

GPRS-REGISTRATIESTATUS (GA & GR)

GPRS REGISTRA

Het display toont vervolgens de GPRS registratiestatus.

G A 0 5 geeft aan dat de GPRS-registratie is geslaagd.

G r 0 5 geeft succesvolle GSM Registratie aan.

De waarden vanG A en G r dienen 0 5 weer te geven.

Elke andere waarde staat geen GPRS verbinding toe.

TION STATUS (GA & GR)

TRANSMISSIE NAAR DE PAC & CSL

Druk gedurende 5 seconden op SW401. Er wordt een testsignaal verzonden over alle beschikbare paden.

EMIZON ONLINE ONDERHOUD

Site Diagnostics – Hiermee kunt u veilig communiceren met TCD’s in al uw installaties.Gebruik OLM om de alarmstatus te controleren, de pinconfiguratie te wijzigen, de signaalsterkte te controleren, statische IP-adressen in te voeren, F/W-updates toe te passen, het paneeltype in te stellen of relais in en uit te schakelen die zijn aangesloten op CCTV-systemen.

Upload Download (UDL) Voor paneelonderhoud – een veilige verbinding van de TCD naar het paneel via RS232, RS485 of dial capture.

EEN SITE TOEVOEGEN AAN (OLM)

Om een site toe te voegen aan OLM hebt u het EM-nummer en het serienummer van de TCD nodig. Registreren voor Emizon Online Onderhoud Beschikbaar van de Emzion-sectie van de Installer Zon

FOUTCODES & GPRS-DIAGNOSE

Fout- en storingscondities worden weergegeven op het display Het display kan een cijfercode weergeven om de aard van het probleem aan te geven. De meest voorkomende codes worden samen met de mogelijke redenen en oplossingen weergegeven in de tabel.

.
.
.
te zijn.

Handleiding voor het oplossen van problemen met IP/GPRS, GPRS/PSTN en Bi-Path IP/PST

…
…
….

EMIZON RS232 CONVERTER VOOR DE TEXECOM SERIE

The Texecom RS232 Converter supplied by CSL should be used for connection between the TCD RS232 terminals and a Texecom TTL COM port. This has a 5 way Molex connector on one end for connecting to the panel and 3 trailing wires on the other for connection to the TCD RS232 terminals.

The Black wire should be connected to the TCD RS232 GND terminal. The Yellow wire connects to the TCD TX terminal and the Blue wire connects to the RX terminal. The Molex connector on the other end of the PC-Com adaptor should be connected to COM1 or COM2 on the alarm panel.

Black – TCD RS232 GND Terminal
Yellow – TCD RS232 TX Terminal
Blue – TCD RS232 RX Terminal
Molex Connector – Panel COM1 or COM 2

TCD INTERN GEGENEREERDE ALARMEN

Alarmen en terugzettingen worden samen weergegeven Sommige gebeurtenissen hebben geen bijbehorend herstel Interne alarmen Contact I
E350 00 315 R350 00 315 – Externe paneelverbinding mislukt
E306 00 830 – Configuratie gewijzigd (terwijl geactiveerd)
E305 00 831 – Systeem opnieuw gestart (UP_WAS_RESET)
E354 00 832 R354 00 832 – Vorig alarm is afgewezen wegens te late afmelding
E302 00 833 R302 00 833 – Batterij bijna leeg
E307 00 834 – Zelftest mislukt (waarschijnlijk flash CRC mislukt)
E351 00 840 R351 00 840 – Lokale fout primair pad
E352 00 841 R352 00 841 – Lokale fout secundair pad
E411 00 835 – UDL-sessie ster
E412 00 835 – UDL-sessie en
E306 00 836 – FW bijwerken
E602 00 837 – Periodieke test Alar
E354 00 838 – ACKED slechte paneelgegevens om te voorkomen dat paneel vastloopt in een loo
E354 00 839 – Alarmgegevens zijn verloren gegaan, bijv. geen nulblok aan einde van SIA-gebeurtenis

SIA ALARMEN

Storing externe paneelaansluiting

[#XXXX|Nti00:00:00/YS315|ATCD PANEL FAULT]

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YK315|ATCD PANEL HERSTELD]

Config wijziging (terwijl geactiveerd)

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YG830|ATCD CONFIG GEWIJZIGD]

Systeem opnieuw opgestart (UP_WAS_RESET)

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YW831|ATCD HERSTART]

Vorig alarm verwijderd

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YS832|ATCD EVENT LEVERING FAIL]

[#XXXX|Nti00:00:00/YK832|ATCD EVENT LEVERING HERSTART]

Batterij bijna leeg Fout

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YT833|ATCD PSU VOLTAGE LOW].

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YR833|ATCD VOLTAGE HERSTELD]

Zelftest mislukt (flash CRC mislukt)

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YF834|ATCD ZELF TEST FAIL]

Fout primair pad lokaal

[#XXXX|Nti00:00:00/NT840|ATCD PRI IFACE FAIL]

[#XXXXXX|Nti00:00:00/NR840|ATCD PRI IFACE RESTORE]

Lokale fout secundair pad

[#XXXX|Nti00:00:00/NT841|ATCD SEC IFACE FAIL]

[#XXXXXX|Nti00:00:00/NR841|ATCD SEC IFACE RESTORE]

Upload / download sessie

[#XXXX|Nti00:00:00/RB835|ATCD UDL START]

[#XXXX|Nti00:00:00/RS835|ATCD UDL END]

Firmware bijgewerkt (terwijl geactiveerd)

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YG836|ATCD FIRMWARE UPDATED].

Periodiek testalarm

[#XXXXXX|Nti00:00:00/RP837|ATCD PERIODIC TEST]

ACK slechte paneelgegevens om te voorkomen dat het paneel in een lus blijft hangen

[#XXXXXX|Nti00:00:00/YS838|ATCD BAD PANEL DATA ACKED]

Alarmgegevens zijn verloren gegaan bijv. geen nulblok aan het einde van SIA-gebeurtenissen

[#XXXXXX|Nti00:00:00/RT839|ATCD DATA LOST]

PAD TESTEN CONTACT ID

E601 01 801 – Ethernet primair
E601 02 801 – Ethernet Secundair
E601 01 802 – GSM primair
E601 02 802 – GSM Secundair
E601 01 803 – PSTN primair
E601 02 803 – PSTN secundair
SI
[#XXXXXX|Nti00:00:00:00/pi001/TX801|ATCD IP PRI TEST] – Ethernet primair
[#XXXXXX|Nti00:00:00:00/pi002/TX801|ATCD IP SEC TEST] – Ethernet Secundair
[#XXXXXXXX|Nti00:00:00:00/pi001/TX802|ATCD GPRS PRI TEST]- GSM primair
[#XXXXXX|Nti00:00:00:00/pi002/TX802|ATCD GPRS SEC TEST]- GSM Secundair
[#XXXXXXXX|Nti00:00:00:00/pi001/TX803|ATCD PSTN PRI TEST]- PSTN primair
[#XXXXXXXX|Nti00:00:00:00/pi002/TX803|ATCD PSTN SEC TEST]- PSTN Secundair

EN CONFORME INSTALLATIES

Voor een EN-conforme installatie kunnen aanvullende en/of specifieke vereisten van toepassing zijn

1 – De Emizon TCD dient te worden geplaatst in een installatie/behuizing die conform de EN-normen is, in overeenstemming met de gradatie/beveiligingsniveaus.

2 – Om de Emizon service te gebruiken en ondersteunende diensten te verkrijgen, dient een geautoriseerde persoon met toegangsniveau 2 zoals gedefinieerd in EN50136-1:2012 Emizon toegang te verlenen op niveau 4.

3 – De naleving van EN50136-1:2012 definieert de Emizon-service als een tweewegsysteem en klanten dienen er rekening mee te houden dat een eenwegsysteem, waarbij het alternatieve pad niet is geconfigureerd of niet werkt op het punt van installatie, mogelijk niet voldoet aan de gewenste normen.

4 – EN50136-1:2012 vereist dat een storing in het ATS-communicatiepad wordt gemeld aan het alarmsysteem. De Emizon TCD is ontworpen om een storing in het communicatiepad te signaleren aan het alarmsysteem via relaisuitgang 2 op de TCD, wanneer de relaisconfiguratie is ingesteld op de standaard normale modus. Om aan de eisen te blijven voldoen, dienen installateurs ervoor te zorgen dat de juist geconfigureerde relaisuitgang 2 is aangesloten op een ingang van het alarmsysteem voor melding van een ATS-storing.

5 – EN50136-1:2012 definieert een nieuwe eis voor de transmissie naar het alarmsysteem vanaf het communicerende apparaat (Emizon TCD). De Emizon TCD dient het alarmsysteem te waarschuwen als een alarm niet binnen de maximale levertijd in de norm wordt gegeven. De Emizon TCD kan worden geconfigureerd om relaisuitgang 3 te gebruiken om deze toestand aan te geven. Om aan de eisen te blijven voldoen, dienen installateurs ervoor te zorgen dat de juist geconfigureerde relaisuitgang 3 is aangesloten op een ingang van het alarmsysteem voor melding van een storing in de levering.

6 – Beschikbaarheid zoals gedefinieerd in EN50136-1:2012 wordt berekend per pad, per ATS en per ATSN zoals vereist. Het is nu echter mogelijk voor de Emizon TCD (of elk ander SPT) om de oorzaak van elke storing te definiëren. Voor nauwkeurige berekeningen is het raadzaam om alle oorzaken van uitval te registreren, zodat berekeningen van relevante ATS-uitvaltijd nauwkeuriger kunnen worden gemaakt.

7 – Als de TCD NIET in de AS systeembehuizing is geplaatst en de parallelle interfacekabel dus niet wordt beschermd door deze systeembehuizing, dient deze speciaal te worden geconfigureerd om sabotagedetectie te verkrijgen. In dat geval dient de installateur twee draden in de verbindingskabel aan te sluiten, elk op een parallelle ingang. Eén ingang dient geconfigureerd te worden als Pos-applie

en de andere als verwijderd De overeenkomstige ingangen dienen in de PAC te worden gedefinieerd als ‘Interconnect Tamper’ tussen het alarmsysteem en de TCD.

8 – De installateur dient de ATS zodanig te controleren en in te richten dat in situaties waarin transmissieverbindingen worden gedeeld met andere alarm- en/of niet-alarmtoepassingen, dit geen belemmering vormt voor de ATS om te voldoen aan de prestatie-, bedienings- en onderhoudsvereisten van de van toepassing zijnde Europese normen.

9 – De installateur dient in het sitelogboek te vermelden waar alternatieve faciliteiten aanwezig zijn zodat de beschikbaarheid nauwkeurig kan worden vastgesteld, aangezien het voor een ATS onmogelijk is om deze situatie te detecteren. De installateur dient de prestaties van de ATS te controleren volgens tabel 2 en 3 van EN 50136-1:2012 bij de inbedrijfstelling van de ATS en na elke wijziging (ATE en/of transmissienetwerk).

10 – Logische toegang op niveau 4 is gedefinieerd in EN50136-2:2013

Voor een brandinstallatie conform EN54-21 Type 1 dient een Fire Type1 EN54-21 (IP/GPRS) product te worden gekozen.

ALARM PRIORITEIT

De vaste ingangen van de TCD dienen te worden gebruikt voor transmissie. Om te voldoen aan EN54-21 clausule 7.4.1 dient TCD pin 1 te worden gebruikt voor een brandalarm en pin 2 voor een brandstoring. Dit zorgt ervoor dat een brandalarm wordt verzonden vóór elke andere gebeurtenis. Het wordt aanbevolen om de pinnen te configureren als positief verwijderd. De pinnen dienen daarom zodanig te worden aangesloten op het uitgangsrelais van het alarmpaneel dat er continu een spanning wordt gezet op de TCD-ingang wanneer het alarmpaneel zich in de normale, niet-alarmstatus bevindt. Sluit een DC-voeding aan op de common van het relais van het paneel en sluit de N/C-pool van het paneel aan op de pin van de TCD-ingang. Logisch laag (alarmtoestand) is – 0,5 V DC tot +0,8 V DC Logisch hoog (geen alarm) gaat van 3,6v DC tot 30v DC. De TCD dient te worden geconfigureerd als Original of Hybrid intern alarm formaat om er zeker van te zijn dat de pin ingangsgebeurtenissen worden verzonden als Fast Format.

Zorg ervoor dat de PAC wordt geïnformeerd dat de pin gelabeld als 1 wordt gebruikt als brandalarm en dat de pin gelabeld als 2 een brandstoring aangeeft. Andere ingangen kunnen worden gebruikt voor andere doeleinden dan EN54-21 in overleg met de PAC.

De uitgangsrelaisaansluitingen zijn aangeduid met NO C NC en zijn van links naar rechts genummerd als 1, 2 en 3. Relais 1 is het stuurrelais en kan worden gebruikt voor niet-EN54-21 doeleinden. Relais 2 is het storingsrelais Wanneer er geen storing is, wordt het relais in de geactiveerde positie NO gehouden. Een foutconditie zorgt ervoor dat het relais wordt gedeactiveerd in de NC-positie. Een fout wordt geactiveerd op dit relais wanneer: er een communicatienetwerkfout is, er een lijnfout is, er een hardware- of softwarefout is, er een stroomstoring is of het PAC-bevestigingsbericht niet binnen 100 s is ontvangen (type 1). Relais 2 dient te worden aangesloten op de storingsingang van het alarmpaneel of op een aparte lichtindicator, zoals vereist door EN54-21 5.3.b. Relais 3 is het RPS-relais en dient te worden gebruikt om de succesvolle ontvangst van een PAC-bevestiging aan te geven op het brandmeldpaneel of door een aparte lichtindicator, zoals vereist door EN54-21 5.3.a.

EEN EN54-4 CONFORME VOEDING MONTEREN

Om te voldoen aan EN54-21 dient de TCD te worden gemonteerd in de behuizing van het brandmeldpaneel of in een EN54-4 conforme voedingsbehuizing. Deze behuizing dient een robuuste, metalen constructie te hebben met een minimum van IP30 van EN 60529:1991. De TCD dient stevig in de behuizing te worden bevestigd met de twee meegeleverde tapes van 90 mm x 15 mm. Deze dienen op de plastic achterkant van de TCD en de behuizing te worden bevestigd zoals in de onderstaande afbeelding.

De voeding dient 150mA (normaal) en 350mA (piek) te kunnen leveren bij 12V DC. Om te voldoen aan EN54-21 moet een voeding minimaal voldoen aan hetzelfde beschikbaarheidsniveau als de voeding voor het brandmeldpaneel in overeenstemming met EN54-4. Breng het meegeleverde EN54-21 label aan op de buitenkant van de TCD-behuizing.